De stilte voorbij
Het is zondagochtend rond tien uur wanneer Maria uit haar keukenraam naar de regendruppels op de bladeren van een eikenboom tegenover haar raam kijkt. Ze heeft haar pyjama nog aan, waarvan de broek half afgezakt. Gisteravond had ze een feestje en het was laat geworden. Vandaag wilt ze lekker uitrusten en een beetje genieten van haar weekend. Haar blik dwaalt af naar een geparkeerde zwarte Volvo waarna haar vredig gezicht verandert in een trieste blik. Naast de auto kijkt ze ook uit op een schommel. Nat en verlaten beweegt deze heel subtiel door het ochtendbriesje. Maria haalt een diepe zucht.
“Waarom heb ik het zo ver laten komen?” denk ze bij zichzelf.
Na een paar minuten staren uit het raam, draait ze zich richting het aanrecht waar het gepruttel en geur van vers gezette koffie haar tegemoet komt. Ze giet een kopje koffie en neemt plaats aan de keukentafel. Kort daarna hoort ze alleen nog maar het getik van de klok aan de wand en ze wordt bewust van de stilte.
“Het is zo stil. Erg stil. Ik vind de stilte nog steeds moeilijk” fluistert ze zachtjes met een licht trillende stem.
De stilte wordt onderbroken door de telefoon. Het is Sandra, haar beste vriendin, die iedere zondagochtend vroeg door het geschreeuw van haar drie kinderen van drie, vijf en zeven uit haar bed wordt gesleurd.
“Beetje bijgekomen van gisteren?” vraagt Sandra.
“Jawel” antwoordt Maria en neemt een slokje van haar koffie.
Sandra vervolgt het gesprek door te informeren hoe Maria zich voelt.
“Redelijk goed” beantwoordt Maria. “Ik had even weer wat moeite met de stilte”.
“Dat vind ik zo vervelend voor je”.
Maria neemt nog een slokje koffie, laat een lichte zucht en antwoordt dat het bij nader inzien toch wel meevalt.
“Na een drukke week lijkt het alsof ik nu eindelijk kan nadenken en voelen. En juist in de stilte besef ik hoeveel ik hem nog mis”.
“Lijkt me lastig Maria”.
“Klopt”.
Maria neemt nog een slokje koffie.
“Wil je anders straks even langskomen?”, vraagt Sandra.
Maria naar het keukenraam en kijkt naar de mooie eikenboom met de
regendruppels op de bladeren. Haar blik gaat wederom ook naar de geparkeerde Volvo en de schommel.
“Nee, ik moet dit maar een keer onder ogen zien. Ik kan niet blijven vluchten”.
“Maria?”, klinkt een mannenstem uit de slaapkamer van Maria. De stem is van Daniek, Maria’s vriend.
“Ik spreek je later Sandra”.
Maria rond het gesprek af en hangt op.
“Ja?” antwoordt Maria.
Daniek loopt wat schuifelend ook de keuken in.
“Gaat het een beetje” vraagt Daniek.
“Nee. Ehh ja” geeft Maria lichtelijk verward aan.
“Ik ben de laatste tijd gewoon even niet mezelf. Sorry, dat is voor jou ook niet leuk”.
“Ik snap het wel. Je mist hem gewoon. Maar sinds we weer bij elkaar zijn gaat het niet zo goed met je. Ik maak me zorgen”
“Dit is iets wat ik zelf onder ogen moet zien. Maar ik vind het fijn dat je er bent Daniek”
“Eerlijk?”
“Ja eerlijk waar. Ik ben al heel lang egoïstisch geweest en wil nu graag dit met je delen”.
“Jij bent niet egoïstisch. Maar ik ben er voor je en zou wel graag met je erover willen praten”.
Maria haalt diep adem, loopt weer terug naar de keukentafel en gaat zitten. Daniek loopt haar achterna en neemt ook plaats. Hij knijpt zijn handen samen als voorbereiding op vervelend nieuws.
“Ik maak me zorgen om je. Wil je alstublieft met me praten?”
Maria aarzelt.
“Ik wil maar eerst even een stukje wandelen. Even alles op een rijtje zetten”
“Zal ik met je mee gaan?”
“Nee, ik wil even alleen zijn. Maar ik hoop dat je blijft zodat we straks kunnen praten”
“Ik wacht hier wel”
Maria kleedt zich om en verlaat na een half uur haar huis. Daniek blijft achter en kijkt via het keukenraam hoe Maria de schommel licht streelt als ze deze passeert.
“Volgens mij mist ze haar vader zo erg. Die schommel, daar heeft ze zoveel mooie herinneringen samen met haar vader gedeeld. Ik hoop dat ze eruit komt”
Maria is inmiddels bij een verzorgingstehuis aangekomen. Ze blijft verstijfd voor de flat staan.
“Ik kan het niet opbrengen”.
Maria keert zich om, schud nee met haar hoofd en besluit door te lopen. Na een
poos wandelen stopt ze bij een begraafplaats. Daar loopt zij naar een vrij nieuwe grafsteen en blijft daar even staan.
“Het spijt me” fluistert ze.
“Ik wil het goed maken”.
Ze kan haar tranen niet meer bedwingen en valt op haar knieën vlak voor de grafsteen. Met haar blote handen pakt ze wat natte aarde en knijpt deze heel hard alsof ze al haar emoties in de aarde wilt begraven. Dan blijft ze even stil en staart minuten voor zich uit voordat ze weer opstaat, de steen een kus geeft en weg loopt.
Thuis aangekomen treft Maria een opgeruimd huis. Daniek zit onderuit gezakt op de bank een boek te lezen.
“Hey, je bent er weer. Zal ik een kopje thee voor je maken?”
Maria aarzelt weer.
“Daniek, we moeten even praten”.
Daniek initieert het gesprek met de opmerking dat hij beseft hoeveel ze haar vader mist waarna Maria hem onderbreekt.
“Lieve Daniek, weet je nog onze eerste relatie?”
Daniek lacht.
“Natuurlijk. Als ik wist dat we elkaar weer zouden treffen in het leven…”
“Dat is geen toeval”.
“Oké, dan geen toeval. We zijn elkaar enkele jaren uit het oog verloren en ineens tref ik je weer in de kroeg waar we elkaar ontmoet hebben. Noem het dan maar het lot”.
“Daniek ik heb je bewust opgezocht die dag. Via een vriend hoorde ik dat je daar zou zijn. Ik moest je even weer zien”
“Vind ik ook lief om te horen. Maar wat heeft dit met je vader te maken?”
“Daniek, laat me alstublieft uitpraten” antwoord Maria met een irritatie in haar stem.
“Er is iets wat je nog niet weet. Ik……uhm..”.
“Rustig nou maar. Ik ben er voor je en ben echt niet meer boos over het verleden. Misschien eerder gevleid dat je me weer opzocht. Al die jaren heb ik veel aan je gedacht. Het is bijna een droom dat je er weer bent. Lieverd, stil nou maar”
Daniek pakt de hand van Maria maar zij trekt haar hand terug.
“Zeven jaar geleden toen we uit elkaar gingen, was er een reden voor” vervolgt ze haar verhaal.
“Klopt, je zei dat je het niet meer zag zitten met mij en dat je liever had dat ik je met rust liet. Ik vergeet dat nooit meer want het deed me ontzettend veel pijn.
Maar nog meer pijn was toen je zei dat je een ander had”.
“Daniek, dat was niet de echte reden”.
Daniek is eindelijk stil. Er komen geen woorden meer uit zijn mond. Verstijft wacht hij op een toelichting van Maria. Hij knijpt nu nog harder met zijn handen en wrijft zijn duimen over elkaar.
“Daniek, ik was……..in verwachting”
Het gewrijf van Daniek stopt.
“Ik was in verwachting Daniek” herhaalt Maria.
”Wat zeg je nou?”
“Ik was zwanger”.
“Zwanger?”
“Ja. Ik was zwanger van jou”
“Ik begrijp dit even niet. Maar…..waar…..is dan…het…kind?”
“Sorry, vergeef me Daniek. Hij, onze zoon, leeft…….niet meer. Twee jaar geleden overleed hij aan de gevolgen van een zeldzame ziekte. En toen werd het stil, erg stil in huis. Daniek, ik mis hem zo heel erg”
Daniek wrijft over zijn voorhoofd en ogen en begint met zijn hoofd te schudden.
“Hoe bedoel je dat jij hem mist. Wat moet ik nou hiervan vinden, denken en voelen?”
Daniek slaat met zijn vuist op tafel. Zijn stem klinkt harder en harder.
“Ik had een zoon die ik nooit gekend heb en het enige wat je kunt zeggen is dat je hem mist? Verdorie, ik krijg niet eens de kans hem te leren kennen of te erkennen”.
“Ik dacht sinds je zo stellig was dat je geen kinderen wilt dat het…”
“Wat….? Minder pijn zou doen? Ik kan dit niet. Ik moet hier even weg“
“Daniek, wacht nou even”
“Hoe kon je me dit aandoen? Wat ben je voor mens? Weet je wel wat voor hel ik heb doorstaan na onze breuk. En nu moet ik op deze slappe wijze erachter komen dat ik ook nog een zoon had? Had….had…..had Maria. Waarom, waarom doe je dit?”
Daniek zijn stem wordt weer zachter en hij begint te huilen. Hij legt zijn handen voor zijn ogen en blijft waarom zachtjes uitspreken.
“Daniek, het spijt me heel erg. Maar omdat jij absoluut geen kinderen wou, had ik het maar uitgemaakt toen ik erachter kwam dat ik zwanger was. Ik was te laf om het je te vertellen uit angst dat je me zou verlaten. Ik had toen besloten hem alleen op te voeden. Maar toen hij ziek werd twijfelde ik nog of ik jou zou opzoeken”
“En waarom nu pas na zijn dood? Ik had mijn zoon kunnen troosten in zijn pijn en verdriet”.
“Omdat hij voor hij overleed me vroeg of ik zijn kusje aan jou kon bezorgen. Hij was zo lief en zacht van karakter. Hij geloofde heilig in jou. Hij kuste iedere avond jouw foto en vroeg me steeds of ik zijn kus wou bezorgen”
“Wat heb je hem over mij verteld?”
“Ik vertelde dat je in het buitenland arme mensen hielp met de bouw van hun huizen. Hij was trots dat hij zo’n vader had”
Daniek vindt het steeds moeilijk om aan te horen.
“Ik moet hier echt weg. Ik kan even niet in jouw buurt zijn. Ik vind dit zo verdomme vreselijk wat ik te horen krijg. Hoe kun je zo dom zijn, mens”.
Het verdriet van Daniek maakt weer plaats voor boosheid.
Maria probeert tevergeefs om de situatie te herstellen.
“Daniek, ik hou zielsveel van jou. Onze zoon had jouw ogen en lach….”
Daniek wilt het niet meer aanhoren en staat woest op stampend naar de hal. Maria probeert nog tegen hem te praten, maar hij keert zijn rug steeds naar Maria toe.
“Daniek wacht”.
Daniek loopt toch weg. Op weg naar zijn Volvo geeft hij nog een klap tegen de schommel. Hij stapt in zijn auto en blijft even stil achter het stuur zitten. Maria wacht bij de keukendeur. Op het moment dat Maria naar hem toe wilt lopen, start Daniek zijn auto en rijdt weg. Maria zakt in elkaar en laat haar pijn de vrije loop. Het is wederom stil, erg stil.
Thuis aangekomen stort Daniek zich neer op zijn bed met intens verdriet. Niet alleen voelt hij zich verraden maar hij voelt intens verdrietig over een verloren zoon. Hij kan het maar niet geloven. Vol ongeloof blijft hij nee schudden met zijn hoofd. Hij begint tegen zichzelf te praten.
“Volgens mij droom ik. Het kan toch niet zo zijn dat ik na zoveel jaren ellende deze klap er ook nog bovenop krijg? Het leven zou beter worden. Het zou allemaal beter worden. Zonder vader ben ik opgegroeid. Met mijn hele leven had ik angst om zelf vader te worden. En toen, stond ze daar voor mijn ogen. De vrouw van mijn leven. Degene die mij….”
Daniek zwijgt even.
“Alle jaren verdriet en het niet kunnen beminnen van een ander. Mijn geluk kon niet op toen ze weer in mijn leven kwam. Dit moet wel een nachtmerrie zijn”
Daniek loopt naar zijn klerenkast en pakt een schoenendoos van de onderste plank. Hij gaat langzaam op zijn bed zitten en opent de doos. Hij zoekt door de verschillende brieven en enveloppen. De ene rode enveloppe met goudkleurig geschreven woorden blijft hij vasthouden. De rode enveloppe is dichtgeplakt en heeft als geadresseerde Maria Schotsvelt.
Daniek opent de enveloppe met een prachtige kaart die hij ooit met zoveel aandacht voor Maria had aangeschaft. Aan de voorkant heeft de kaart een mooie foto van twee personen die elkaar een kus geven voor een huisje met een bordje ‘Verkocht’ in de voortuin. Een leuk detail van de kaart is dat de schaduw van de vrouw op de foto een zwangere vrouw laat zien. Op de achterkant staat een bericht aan Maria:
“Lieve Maria, na 2 jaar verkering voel ik me steeds zekerder bij jou. Ik voel alsof jij de rest van mijn leven bij mij moet horen. Ik weet dat ik altijd wat terughoudend ben geweest over een vaste relatie en jouw wens om een gezin te stichten. Maar nu weet ik het zeker, ik wil een gezin met jou beginnen. Maria, wil je voor altijd bij me blijven?
Liefs
Daniek.
Ps. Ik hou ziels veel van jou”
De kaart is getekend, 3 mei 1998, twee dagen voordat Maria het had uitgemaakt. Daniek was niet aan toegekomen om de kaart te posten en had na het uitmaken geen reden gezien dit te doen.
Verdrietig kijkt Daniek naar de kaart en naar hoe hun levens verschillende kanten zijn opgegaan door misverstand en leugens.
“Wat moet ik in hemelsnaam doen?” Radeloos gaat Daniek zitten en staart voor zich uit.
Het blijft lang stil in de huizen van Daniek en Maria. Met een stille intrede maakt de avond ruimte voor de volgende dag. En het blijft stil.
Daniek wordt de volgende ochtend wakker met zijn kleren van de dag ervoor nog aan. In zijn hand houdt hij de kaart vast. Hij gaat met zijn handen door zijn haren en opent de la van zijn kast. Hieruit haalt hij zijn paspoort. Hij pakt de kaart van het bed en voegt de volgende tekst toe:
10 oktober 2005: als je me zoekt, heb even geduld. Ik ben huizen aan het bouwen in Afrika.
Om mijn lieve zoon trots te maken vanuit de hemel.
Hij stopt de kaart in een ongebruikte enveloppe en plakt een postzegel op. Hij geeft de kaart een kus en legt het klaar voor de post.
Daniek loopt naar zijn opbergkast en pakt zijn koffer, legt het paspoort erop en trekt zijn kleren uit om te gaan douchen.
Maria staat in de tussentijd weer voor het verzorgingstehuis. Ditmaal gaat ze naar binnen.
Ze loopt op de vierde verdieping in de recreatieruimte naar een man in een rolstoel.
“Hallo papa”, zeg ze tegen hem.
De man kijkt op, lacht lief naar haar.
Het is duidelijk dat hij haar niet echt herkent.
“Dag mevrouw, ik wacht op mijn kleinzoon. Kent u hem? Lief dat u bij mij blijft terwijl ik wacht”, vertelt de oude man.
Maria lacht eventjes, veegt de inmiddels verschenen tranen op haar wang weg.
Ze pakt zijn hand vast en fluistert “Natuurlijk wacht ik met jou”